vrijdag 8 november 2013

Kyoto

Ik ga weer naar Japan. En wel heel binnenkort. Heb een mooie freelance opdracht voor het schrijven van de corporate story van een Japans bedrijf. Daarvoor moet ik ook interviews doen in Japan. Na de interviews blijf ik nog een tijdje in het land van de rijzende zon. Allereerst ga ik naar Kyoto. Lang geleden, tijdens mijn studie Japans, verbleef ik met twee studiegenoten twee maanden in deze prachtige stad, de voormalige hoofdstad van Japan.

We waren "rusuban" - huis-oppassers. In juli en augustus is het in Kyoto extreem vochtig en heet. De bewoners van het huis, een Japanse universiteitsdocent en zijn Franse echtgenote, gingen elk jaar in de hete zomermaanden een maand naar Frankrijk. Hun vaste rusuban kon dat jaar niet en zij zochten studenten die op hun huis en drie katten wilden passen. Wij vertrokken jong en naief naar het land dat we alleen nog maar kenden uit de boeken.

Naderhand realiseerde ik me pas hoe uniek deze kans geweest is, een maand in een huis in Kyoto! Het huis was ook nog authentiek Japans, alles van hout met een schuifdeur als voordeur -die niet op slot kon- en alleen maar kamers met tatami - Japanse vloermatten.

Slapen deden we op futons, Japanse dunne matrassen die je uit een kast haalt, op de tatami legt en de volgende ochtend weer opbergt. De futon was te klein voor mijn 1,86 meter, maar omdat je feitelijk op de vloer lag, maakte dat niet uit. Ik stootte wel constant mijn hoofd, elke doorgang in het huis was net te laag.
De woonkamer had tatami met een kotatsu. Een gat in de grond met een tafel er boven. Je zit op een kussentje op de tatamivloer, met je benen naar beneden onder de tafel. In de winter wordt er ook wel tussen het dubbele tafelblad een deken gelegd, die over je bovenbenen wordt gedrapeerd. En als het nog kouder is plaatst men een warme stoof onder de tafel zodat je lekkere warme voeten krijgt.
Ik herinner me ook de kleine badkamer met een diep bad. Uit de kraan kwam alleen maar koud water, daar vulde je aan het begin van de avond het bad mee en door een kacheltje dat je buiten moest aansteken, werd het water verwarmd. Voordat je een Japans bad instapt moet je zorgen dat je schoon bent, de hele familie maakt gebruik van hetzelfde badwater. Dus naast het bad stond een krukje en een paar plastic bakjes. Met de bakjes schepte je water uit het warme bad en daar waste je jezelf mee. Daarna stapte je in het - vaak ondertussen erg heet geworden - water waar je dan een tijdje in bleef relaxen. Voor mij was het krukje te laag en het bad te klein, maar alles went.
Als iedereen in bad was geweest, ging er een houten deksel op het bad om het water warm te houden. De volgende ochtend wasten we ons weer met het nog warme water. Erg efficiënt.

De bewoners van het huis hadden voor ons drie fietsen gehuurd. Japanse fietsen zijn natuurlijk niet anders dan die van ons. Behalve dat de gemiddelde Japanner redelijk klein is en ik dus een maand heb rondgefietst op een kinderfiets. Zo voelde het althans en zo zag het er volgens mij ook uit, maar ook hier, alles went. We fietsten overdag naar één van de 2000 tempels en schrijnen die Kyoto rijk is. En 's avonds hebben we het nachtleven van Kyoto verkend. Van alternatieve ska-tent tot luxe nachtclub, de fiets bracht ons overal.

Het zijn mooie herinneringen. Na mijn studie ben ik vaker in Japan geweest, maar altijd in een gewoon westers hotel en nooit als toerist. De komende reis is ook grotendeels zakelijk, maar ik gun mezelf drie dagen Kyoto. Om weer naar de Kingakuji - het gouden paviljoen - te gaan, de Kiyomizudera, downtown Kawaramachi en Shijodori, Kamogawa... Alles per openbaar vervoer, maar in gedachten op een te kleine fiets.